Zoals bij eigenlijk alle vorderingen het geval is, kan een vordering tot schadevergoeding verjaren. In dit artikel wordt op deze verjaring wat nader ingegaan.
Verjaringstermijnen zijn bedoeld om de rechtszekerheid te dienen. De gedachte is dat het niet zo moet zijn dat de schuldeiser gedurende vele jaren nadat een vordering is ontstaan, stil kan gaan zitten, om dan na al die jaren ineens alsnog met de vordering op de proppen te komen. Immers: door al die jaren stil te zitten, benadeelt de schuldeiser mogelijk de schuldenaar, nu de schuldenaar na al die jaren misschien niet meer in het bezit is van de bescheiden waarmee hij zich mogelijk tegen de vordering kan verweren.
relatieve en absolute verjaringstermijnen
Het Burgerlijk Wetboek geeft twee verjaringstermijnen die op een rechtsvordering tot vergoeding van schade van toepassing zijn. Een relatieve termijn van vijf jaren en een absolute termijn van twintig jaren.
De relatieve termijn van vijf jaren begint te lopen op de dag nadat degene die schade heeft geleden met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Dit kan natuurlijk aanleiding geven tot discussies over wanneer de benadeelde nu precies met dader en schade bekend is geworden. Het criterium dat de Hoge Raad hiervoor heeft aangelegd in zijn arrest van 6 april 2001 (ECLI:NL:PHR2001:AB0900) is dat de benadeelde daadwerkelijk in staat moet zijn een rechtsvordering tot vergoeding van schade in te stellen. Hij moet dus weten dat hij schade heeft geleden en wie daarvoor aansprakelijk is.
Dat ‘weten wie aansprakelijk is’ is ook weer niet absoluut en kan worden uitgelegd als ‘redelijkerwijs kunnen weten wie aansprakelijk is’. Van degene die schade heeft geleden, mag enige inspanning worden verwacht om erachter te komen wie daarvoor aansprakelijk is. Als hij of zij dit relatief eenvoudig uit kan vinden, bijvoorbeeld via de politie, dan wordt de bekendheid met de aansprakelijke persoon verondersteld, aldus de Hoge Raad in o.a. zijn arrest van 3 december 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BN6241).
Omdat het begin van de relatieve verjaringstermijn dus afhankelijk is van (deels) subjectieve factoren, kent de wet ook nog de absolute verjaringstermijn van twintig jaren. Deze termijn begint te lopen op het moment dat de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Twintig jaar nadien is de schadevergoedingsvordering verjaard.
In sommige gevallen geldt een van de hiervoor genoemde termijnen afwijkende verjaringstermijn. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de schade het gevolg is van verontreiniging van lucht, water of bodem of van blootstelling aan gevaarlijke stoffen of beweging van de bodem. In deze gevallen geldt als absolute verjaringstermijn niet twintig, maar dertig jaren.
stuiten van de verjaringstermijn
Als gezegd dient verjaring de rechtszekerheid. Het is dan ook mogelijk de verjaringstermijn ‘op te rekken’ zolang de schuldenaar maar weet dat de vordering hem ‘nog boven het hoofd hangt’. Hiertoe dient de verjaringstermijn te worden gestuit. Ten aanzien van vorderingen tot schadevergoeding bepaalt de wet dat de verjaring wordt gestuit door – kort gezegd – het starten van een gerechtelijke procedure (met de kanttekening dat de vordering in deze procedure wel dient te worden toegewezen, anders dient binnen zes maanden nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden, opnieuw een procedure worden gevoerd). Daarnaast kan de verjaring worden gestuit door een handeling strekkende tot het verkrijgen van bindend advies, waarbij van die handeling wel zo spoedig mogelijk mededeling moet worden gedaan aan de wederpartij. Ook dan geldt echter, dat wel een bindend advies daadwerkelijk verkregen moet worden.
Naast het voeren van voornoemde procedures, kan de verjaring van een vordering tot schadevergoeding worden gestuit door een schriftelijke aanmaning te sturen, indien binnen de zes maanden die daarop volgen, alsnog één van voornoemde stuitingshandelingen wordt verricht.
Is de verjaringstermijn niet gestuit en derhalve voltooid, dan is een laatste manier te trachten het fatale en definitieve karakter hiervan te (doen) ontnemen, een beroep op de redelijkheid en billijkheid, al zal niet snel worden aangenomen dat een beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zoals het zich laat invoelen, slaagt een dergelijk beroep nog minder vaak in het geval van het voltooien van de absolute verjaringstermijn dan bij het voltooien van de relatieve.
Het Burgerlijk Wetboek geeft twee verjaringstermijnen die op een rechtsvordering tot vergoeding van schade van toepassing zijn. Een relatieve termijn van vijf jaren en een absolute termijn van twintig jaren.
afsluiting
Over verjaring, verjaringstermijnen en stuiting van de verjaring valt veel te zeggen. In dit artikel komt de verjaring van vorderingen tot schadevergoeding slechts kort en bondig aan de orde. Indien u mogelijk te maken heeft met verjaring van uw vordering, of indien u vermoedt dat de vordering die een ander tegen u heeft ingesteld, mogelijk is verjaard, doet u er goed aan hieromtrent juridisch advies in te winnen.