Bij de rechter kun je vervangende toestemming voor erkenning van een kind verzoeken. Maar wat houdt dat nu precies in? In Nederland is de afstammingsstatus van een kind gekoppeld aan de relatievorm van de ouders. Als een kind wordt geboren binnen een formele relatie, heeft het kind van rechtswege twee juridische ouders. De moeder van een kind is de vrouw uit wie het kind is geboren. De vader van een kind is de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind een formele relatie heeft met de moeder. Een formele relatie is een huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Voor een tweede moeder, de ‘meemoeder’, geldt bij een formele relatie met de geboortemoeder de aanvullende voorwaarde dat het kind – kort gezegd – is verwekt middels een onbekende kunstmatige donor. Kinderen die niet in deze situatie van een formele relatie worden geboren, hebben alleen een (geboorte)moeder, tenzij de andere ouder het kind erkent.
Om een familierechtelijke betrekking tot een kind te laten ontstaan dient de ouder die ten tijde van de geboorte van het kind geen formele relatie met de moeder heeft, het kind dus te erkennen. Als de andere ouder het kind niet erkent dan ontstaat tussen die ouder en het kind geen familierechtelijke betrekking. Erkenning vindt plaats bij de gemeente. Dit kan voorafgaand aan de geboorte van het kind, bij de aangifte van de geboorte of daarna. Hiervoor is toestemming van de moeder nodig. Als de moeder geen toestemming geeft, kan de andere ouder vervangende toestemming voor de erkenning verzoeken aan de rechtbank.
streven wetgever
Het streven van de wetgever is een kind bij voorkeur twee ouders te geven. De rechter weigert de vervangende toestemming daarom alleen in bijzondere gevallen. Dit is in lijn met de maatstaf die de wetgever heeft gegeven en die voortvloeit uit artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (het recht op eerbiediging van privé-, familie en gezinsleven).
voorwaarden voor vervangende toestemming voor erkenning
Artikel 1:204 lid 3 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de rechter de toestemming van de moeder voor de erkenning kan vervangen op verzoek van de verwekker c.q. biologische vader. De rechter kan dit doen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.
Het uitgangspunt is dat het kind en de verwekker er aanspraak op hebben dat hun relatie wordt erkend als een familierechtelijke betrekking (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 16 februari 2001). De toestemming tot erkenning wordt derhalve aan de verwekker of biologische vader door de rechtbank gegeven, tenzij. Volgens vaste rechtspraak is van schade aan het belang van het kind slechts sprake als er reële risico’s zijn dat het kind door de erkenning wordt belemmerd in zijn sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dat is niet het geval als het kind enige weerslag ondervindt door de erkenning. Het komt aan op een afweging van de belangen van de man en het kind bij erkenning tegenover de belangen van de moeder en het kind bij het niet-erkennen.
rechtspraak afwijzing verzoek vervangende toestemming
Het hangt sterk af van de omstandigheden van het geval of de rechter een verzoek tot vervangende toestemming afwijst. Zaken waarin de rechter een verzoek van de verwekker tot vervangende toestemming afwijst, komen niet veel voor. De lijn in de rechtspraak is dat de rechter enkel vervangende toestemming voor erkenning weigert als er bijzondere omstandigheden zijn.
Die bijzondere omstandigheden kunnen gelegen zijn in een zeer ernstig verstoorde relatie tussen de moeder en de man. Een voorbeeld is als er een geschiedenis van geweld bestaat en de man veroordeeld is voor dat geweld. Een enkel incident is niet voldoende. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 juli 2018 van het Hof Den Haag, waarin de verzochte toestemming is geweigerd. Daarbij speelde onder meer een rol dat de man is veroordeeld voor geweld jegens de vrouw en voor mishandeling van zijn oudste dochter. Voorts heeft de vrouw epileptische aanvallen die door stress erger worden.
Daarnaast is het mogelijk dat de rechter toestemming weigert bij internationale zaken. Dan gaat het om zaken waarin de angst reëel is dat de vader het kind meeneemt naar zijn thuisland.
Als partijen een relatie hebben gehad en niet ter discussie staat dat de man de verwekker is, er geen geschiedenis is van geweld en geen sprake is van andere bijzondere omstandigheden wordt de vervangende toestemming verleend aan de man.
De lijn in de rechtspraak is dat de rechter enkel vervangende toestemming voor erkenning weigert als er bijzondere omstandigheden zijn.
instemmende vrouwelijke of mannelijke levensgezel
Op grond van art. 1:204 lid 4 Burgerlijk Wetboek kan degene die levensgezel is van de moeder en die heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, eveneens een verzoek doen tot vervangende toestemming voor de erkenning. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de ‘meemoeder’. Dit artikel bepaalt dat de rechter het verzoek toewijst als dit in het belang is van het kind. Dat is dus anders dan bij de biologische vader. De rechter beoordeelt dit aan de hand van de omstandigheden van het geval. De rechter heeft hierbij dus een ruimere mogelijkheid de toestemming te weigeren dan bij de verwekker c.q. biologische vader.
rechtspraak verzoek vervangende toestemming
Aangezien artikel 1:204 lid 4 BW pas per 1 april 2014 is toegevoegd, is er nog weinig rechtspraak over. Er is nog geen hogere rechtspraak gepubliceerd waarin de rechter het verzoek van de ‘meemoeder’ afwijst.
In de zaak die heeft geleid tot het arrest van het Hof Den Haag van 12 juli 2017 weigerde de geboortemoeder toestemming voor erkenning door de meemoeder. Het hof overwoog dat partijen negen jaar een relatie hebben gehad, een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd, een samenlevingsovereenkomst hebben gehad en over en weer testamenten hebben gehad. Daarnaast hebben zij samen bewust gekozen voor het krijgen van een kind met behulp van een donor. Het geboortekaartje vermeldde de namen van beide partijen met de tekst “onze dochter”. Afgezien van emotionele weerstand van de geboortemoeder jegens de erkenning door de ‘meemoeder’, is het hof niet van contra-indicaties gebleken. Het hof gaat ervan uit dat partijen op termijn hun partnerproblematiek achter zich zullen laten. Het hof heeft het verzoek tot vervangende toestemming gehonoreerd.
Voor meer informatie en juridische bijstand in zaken over afstamming kunt u terecht bij één van onze familierechtadvocaten. U kunt te allen tijde vrijblijvend contact opnemen voor meer informatie en een kennismakingsgesprek.